Effect op fysieke en psychische welzijn wordt vaak onderschat. Stroomband het trainingsmiddel van de toekomst? Ze worden al jaren gebruikt bij de africhting van politiehonden en jachthonden: halsbanden met een afstandsbediening, waarmee een elektrische schok gegeven kan worden. Tot voor kort hielden de gebruikers ervan er publiekelijk maar liever hun mond over, want er bestond in Nederland behoorlijk veel weerstand tegen de ´teletac´. Daar lijkt de laatste tijd een kentering in te zijn gekomen, mede doordat de banden via internet gemakkelijk te verkrijgen zijn. Bovendien zijn ze technisch verbeterd met standenschakelaars en veiligheidsvoorzieningen waardoor – volgens de belanghebbenden althans – het risico op brandwonden sterk verminderd zou zijn. Is de geest uit de fles? Wordt de stroomband het trainingsmiddel van de toekomst?
Wie uit principe tegen het gebruik van stroombanden is, zal niet zo snel geneigd zijn om zich in de methode te verdiepen. Gevolg is dat je dan bij een vraag of discussie erover vaak op emotionele gronden je afkeur uitspreekt. Je verzandt dan echter al snel in een welles-nietes discussie. Beter is het, naar mijn mening, om te weten waarover je praat, zodat je als instructeur desgevraagd een advies of mening kunt onderbouwen. Dit artikel wil daartoe een bijdrage leveren.
Aan-uit knopje
Er worden nogal wat tegenstrijdige eisen gesteld aan jachthonden en politiehonden waarmee men wedstrijden op hoog niveau loopt. Het ene moment moet de hond zonder noemenswaardige aanwijzing volkomen zelfstandig kunnen werken, het andere moment moet hij als een soort robot perfect gehoorzamen. De ene keer moet hij een spoor volgen, de andere keer mag hij een spoor absoluut niet volgen. Hij moet volhardend zijn, maar toch van het ene moment op het andere kunnen ophouden met waarmee hij bezig is.
Hij moet veel snelheid en passie hebben, maar mag er even vaak geen gebruik van maken. Hij moet als het ware een aan-uit-knopje hebben. Wil een combinatie succesvol zijn, dan veronderstelt dat niet alleen een perfecte balans in de eigenschappen van de hond, maar ook een perfecte manier van handlen; iets wat slechts een klein deel van de honden en handlers gegeven is. Er is dus altijd een grote kans dat er iets fout gaat in de training. De redenen waarom mensen vervolgens met een stroomband gaan trainen kunnen heel verschillend zijn. Frustratie, omdat de hond eenmaal op afstand er steeds een heel eigen mening op na houdt. Angst, omdat men bang is dat de hond achter wild aanjakkerend onder een auto zal komen. Wanhoop, omdat de hond op geen enkele andere methode reageert. Nieuwsgierigheid, omdat men wel eens wil weten hoe dat nou gaat en of het wel zo erg is als sommige mensen beweren. Hoop op succes, omdat een wedstrijdloper er zulke goede resultaten mee boekt.
Op afstand
Een van de moeilijkheden waarvoor de handler met een jachthond zich gesteld ziet, is dat de hond vaak op flinke afstand van hem vandaan werkt. Hierdoor kan hij niet gelijk ingrijpen als de hond iets doet wat niet de bedoeling is, zoals commando’s negeren of wild achterna jagen. Omdat voor een hond met passie het zelfstandig jagen of zich ergens in vastbijten enorm zelfbelonend is, neemt dit gedrag vaak heel snel toe als de handler daar niet iets zwaarwegends tegenover kan stellen dat het tij kan keren, zoals een fantastische beloning of een zware correctie. Voor de handler die ooit machteloos tandenknarsend heeft toegezien hoe zijn hond volkomen zijn eigen gang ging, zal de stroomband met zijn afstandsbediening een werkelijkheid geworden droom lijken. Je kunt de hond immers op het moment dat hij de fout in gaat, op afstand corrigeren. Geen getoeter op de fluit meer of woedend gebrul of afgekloven vingernagels. Gewoon op het knopje drukken, en bam, de hond staat stil, je hebt weer vat op hem en hij laat het verder wel uit zijn hoofd om je te negeren. Wat is er mooier en simpeler
dan dat? Nou, voor de handler misschien niets, maar voor de hond ligt dat wat anders.
Er komt namelijk heel wat meer bij kijken dan alleen op een knopje drukken wil men niet dat de hond in een angstig, zielig hoopje ellende verandert die als een schicht naast de handler loopt, voortdurend gestrest is en aldoor bang is om een poot verkeerd te zetten. Het is voor het welzijn van de hond namelijk van immens belang, dat hij heel precies weet waarvoor hij ‘gecorrigeerd’ wordt. Alleen als hij verband kan leggen tussen een bepaalde actie en de stroomstoot en, nog veel belangrijker, vervolgens door die bepaalde actie achterwege te laten ervoor kan zorgen dat hij geen stroomstoot krijgt, blijft de stress en angst binnen de perken. Zie ook ‘Onderzoek Schalke naar effect stroomband’ hiernaast. Voorkomen Dat de honden van groep 1 uit het onderzoek van Schalke niet zo heel erg gestrest raakten, komt volgens de onderzoekers doordat deze honden al snel precies konden voorspellen.
Onderzoek Schalke naar effect stroomband Hoe belangrijk het voor een hond is om het al dan niet krijgen van de stroomstoot te controleren, toont een recent onderzoek aan bij een groep laboratorium-Beagles. De onderzoekers, Schalke et al, wilden weten wat het effect is van verschillende vormen van corrigerende training met een stroomband, zoals die in de praktijk veelal wordt toegepast. De Beagles werden eerst gedurende vijf dagen gestimuleerd – door ze op te jutten – om fel achter een konijnendummy aan te jagen en deze te ‘vangen’. Ook werd een groepje in aparte sessies het commando ‘hier’ aangeleerd. Om de honden het jagen vervolgens af te leren, werden de Beagles gedurende een aantal dagen getraind met een stroomband. Hierbij verdeelden de onderzoekers de honden in drie groepen. De honden uit groep 1 kregen een stroomstoot op het moment dat ze de konijnendummy vastpakten.
Groep 2, die het ‘hier’ commando had geleerd, kreeg een stroomstoot als de honden tijdens het najagen van de dummy het commando ‘hier’ negeerden en groep 3 kreeg op een willekeurig moment ‘zomaar’ tijdens de achtervolging een stroomstoot toegediend. De stroomstoten waren voor alle dieren hetzelfde, de maximale stand, en werden beperkt tot één per dag. Men hield op met de stroomband-sessies als de hond gedurende drie dagen geen interesse in de dummy meer toonde of in groep 2 het commando ‘hier’ gehoorzaamde. In de weken voor, na en tijdens het onderzoek werd het gehalte van het stresshormoon
cortisol bij de honden gemeten. Wat bleek toen de honden vier weken na de stroomband- sessies weer in de konijnen-dummyruimte werden gebracht? Bij de honden van groep 1 nam het relatieve cortisol-gehalte slechts met 22 tot 31 procent toe, hetgeen wijst op relatief weinig stress. Bij groep 2 en 3 liep de stress echter tot voor dierenwelzijn onaanvaardbare hoogte op. Groep 2 zag een toename van 160 procent en groep 3 van maar liefst 327 procent. 13 Los Vast 2 – 2009 wanneer ze een stroomstoot zouden krijgen, namelijk op het moment dat zij de dummy pakten. Door de dummy niet te pakken, konden ze voorkomen dat ze een stroomstoot kregen.
Ze konden de situatie dus beheersen. Daardoor voelden de honden zich relatief veilig, net zoals wij ons veilig voelen in een kamer met een brandende kachel, omdat we weten dat we ons niet kunnen branden zolang we maar van de kachel afblijven.
Adrenaline
Wie een passievolle hond effectief wil afleren om achter wild aan te jagen of een onschuldige jogger te bijten, zal – wil hij zijn hond zo min mogelijk psychische schade berokkenen – moeten wachten met op het knopje te drukken totdat de hond zijn kaken rondom het ‘prooidier’ sluit. En als hij dan op het knopje drukt, moet hij er ook toe bereid zijn om ervoor te zorgen dat de rook bij wijze van spreken uit de hond zijn oren komt. Wanneer de (jacht)passie van een waarlijk gepassioneerde hond namelijk is opgewekt door bijvoorbeeld een haas of een persoon die een paar meter voor de neus ineens wegrent, dan richten alle lichaamsfuncties zich volledig op het vangen van die haas of persoon. De hond staat stijf van de adrenaline. Hierdoor komen andere prikkels waarop de hond normaal wel reageert, zoals geluiden, stemmen, bewegingen en zelfs pijn, niet goed door. Bovendien wordt endorfine vrijgemaakt, dat de hond ongevoeliger maakt voor pijn. Hij is als het ware ‘high’, in een roes. Hij hoort niets, ziet niets, voelt niets, behalve die ene haas of persoon.
Wil men tot hem doordringen, dan moet men hem een onevenredig hoge en pijnlijke stroomstoot toedienen, die ver uitgaat boven de normale pijndrempel van de hond. Een voetballer die op punt van scoren staat, laat zich ook niet weerhouden door een pijnlijke blaar op zijn voet. Je moet er overigens wel rekening mee houden dat de hond daarna niet meer erg gemakkelijk te bewegen zal zijn om aangeschoten wild of een inbreker wel te achtervolgen en te pakken. De hond schakelt bij deze wijze van trainen het vastpakken van het wild of een persoon namelijk gelijk aan het krijgen van een stroomstoot. Hierdoor ontwikkelt hij een aversie en zelfs angst voor het vastpakken van wild of een mens. Je kunt je dus afvragen of het ‘wondermiddel’ het trainingsdoel dan niet ver voorbij schiet.
Correctie
In trainingen is het dan ook meer gebruikelijk dat men de stroomband breed inzet: als correctie voor het niet correct of snel genoeg ….voor een hond met passie is jagenhet leukste wat er is…. opvolgen van een commando. De hond reageert niet op ‘zit’? Bam. De hond wijkt af van de rechte lijn? Bam. De hond steekt nog even snel zijn neus in een holletje nadat hij hier is gefloten? Bam. Omdat de hond stopt – als hij niet in paniek
naar Timboektoe vertrekt – en vaak ook nog ‘vragend’ naar de handler kijkt, krijgt deze al snel het gevoel dat de hond ook precies begrijpt waarvoor hij gecorrigeerd is: het niet opvolgen van een opdracht of commando. Dit is echter een onjuiste gedachte.
Onderzoek heeft uitgewezen dat een hond de correctie vooral in verband brengt met hetgeen hij op dat moment aan het doen is of registreert. Hij legt dus een verband tussen het stoppen van zijn neus in een holletje en de stroom, maar niet tussen het negeren van het hier-commando en de correctie. Zit er meer tijd tussen of valt er geen duidelijk verband te leggen, dan légt de hond ook geen enkel duidelijk verband: hij liep en ineens kreeg hij een stroomstoot. Waarvoor? Geen idee. De hond stopt dan ook niet omdat hij begrijpt dat hij iets fout doet, maar alleen omdat dat de natuurlijke reactie is bij iets wat onverwacht is, zeker als het pijn doet. Het ‘vragend’ kijken is niets anders dan steun zoeken.
Onvoorspelbaarheid
Wat het voor een hond zo stressvol maakt om op deze wijze met een stroomband ‘getraind’ te worden, is de volstrekte onvoorspelbaarheid van wanneer de stroomstoot gaat komen. De hond weet dat er een stroomstoot kan komen – hij heeft de band om – maar hij weet niet wanneer en vaak ook niet waarom. Hierdoor is hij tijdens de training voortdurend bang en gestrest. Voor deze honden is de training even beangstigend en onveilig geworden als het voor ons zou zijn, wanneer we ons in een kamer zouden bevinden waar er allemaal brandende stukken hout uit de kachel willekeurig rondvliegen. Hoe groot de impact van de stroomband is, toont ook onderzoek van Schilder en Van der Borg bij politiehonden. De stroombandhonden waren veel banger en veel meer gestrest dan honden die zonder stroomband maar met hardhandige fysieke correcties werden getraind. Ze liepen voortdurend in een lage houding met een lage staart en toonden allemaal stress signalen. Geen wonder als ook bij deze honden het cortisol-gehalte misschien wel met 327 procent was toegenomen.
Jachthonden die regelmatig tijdens de training met de stroomband worden gecorrigeerd, vertonen hetzelfde beeld. Ze lopen er gedrukt en zonder blije kwispel bij.
Verder bleek uit dit onderzoek dat de honden de ellende van de stroomband niet alleen in verband brachten met de training, maar ook met hun handler. Ook buiten de training, bij een wandeling aan de lijn door het park toonden de honden zich even angstig in nabijheid van hun handler. Daarmee vervalt dus een vaak gehoord prostroomband argument, namelijk dat de hond niet weet van wie de correctie afkomstig is en die alleen in verband brengt met het ‘vergrijp’.
Conditionering
Omdat veel trainers en handlers hebben geleerd dat er niet veel tijd mag zitten tussen vergrijp en correctie – omdat de hond het anders niet begrijpt – en dus vaak gelijk op het knopje drukken als een hond een commando negeert, heeft deze manier van trainen ook de vervelende bijkomstigheid dat de honden bepaalde commando’s, zoals het hiercommando of de zitfluit, in verband brengen met de stroomstoot. Door het effect van Pavlov-conditionering ervaart de hond fysiek, iedere keer dat het commando wordt gegeven of de fluit wordt gebruikt, pijn en angst, ook als er geen stroomstoot gegeven wordt. Immers in Pavlovs proeven riep het laten klinken
van een bel, die eerder met een bak voer was geassocieerd, dezelfde fysiologische reactie op, namelijk kwijlen, als de bak met voer zelf. Ditzelfde geldt overigens voor het waarschuwingssignaal dat men bij sommige banden voorafgaand aan de stroomstoot kan geven en waarmee men op den duur de stroomstoot kan vervangen. Wie gelooft dat hij daarmee zijn hond ellende bespaart vergist zich. De hond ervaart het waarschuwingssignaal gewoon als stroomstoot.
Apart commando
Sommige trainers, die zich hiervan bewust zijn, kiezen er daarom voor om niet zomaar een stroomstoot te geven als de hond de fout ingaat, maar om deze te verbinden met een apart commando dat aangeeft dat de hond iets verkeerd doet, zoals bijvoorbeeld ‘leave it’ of ‘laat dat’ of ‘nee’. Dit is natuurlijk veel duidelijker en geeft ook minder stress dan ‘zomaar’ het knopje indrukken als de hond een poot verkeerd zet. In ieder geval wordt hiermee vermeden dat de hond een pijnlijke associatie vormt met een commando dat hij normaal gesproken juist moet opvolgen. Toch neemt het cortisol-gehalte bij deze manier van trainen nog steeds met een onaanvaardbare hoge 160 procent toe. Reden is opnieuw de onvoorspelbaarheid en onbeheersbaarheid. De hond weet nog steeds niet precies wanneer het commando en de stroomstoot gaan komen. Hij kan namelijk wel verband leggen met het commando, maar hij weet nog steeds niet wat de actie is die het commando over hem afroept. Dit kan immers van alles zijn: de verkeerde kant opgaan, niet gaan zitten et cetera. Hij kan daardoor dus ook geen voorzorgsmaatregelen nemen. Hij bevindt zich in een soortgelijke situatie als wij zouden zijn wanneer we over straat lopen tussen heel veel auto’s en weten dat op het moment dat een auto toetert, hij ons zal overrijden als we niet gauw opzij springen. Een weinig plezierige dus.
Leervermogen
Het ervaren van voortdurende stress en angst tijdens een training die voor handler en hond een plezier zou moeten zijn, heeft ook nog het grote nadeel dat het leervermogen sterk afneemt. Alleen een hond die met plezier en zonder angst werkt, leert snel en gemakkelijk. De stroomband staat dus eerder een optimaal verlopende training in de weg, dan dat hij die bevordert. Bovendien loopt het welzijn van de hond ernstig gevaar, niet alleen door de stroomband zelf, maar vooral door de handler of trainer die het knopje bedient. Veel mensen beginnen aan de stroomband namelijk met goede bedoelingen. Ze willen hun hond helemaal geen pijn doen en zijn ervan overtuigd dat ze bepaalde grenzen, waarbij het welzijn van hun hond geschaad wordt, echt niet zullen overschrijden. Toch zijn er wat vervelende psychologische principes die ongemerkt in de hand kunnen werken dat grenzen wel degelijk overschreden worden. We laten ons namelijk nogal gemakkelijk een rad voor de ogen draaien of sussen ons ….jagen zelf is vaak zelfbelonend… geweten.
Succes
Succes smaakt naar meer. Dat leerprincipe geldt niet alleen voor honden, maar ook voor mensen. Wie misschien na aanvankelijke aarzeling op het knopje heeft gedrukt en merkt dat zijn hond ophoudt met het ongewenste gedrag, wordt beloond. Zo wordt de handler operant geconditioneerd om de stroomband gemakkelijker te gaan gebruiken: Hoera, het werkt! Is het echt waar? Nog een keer proberen. Ja, het werkt echt. Geweldig zeg! De vervelende bijwerking van succes is echter dat we ons gaan afsluiten voor andere methodes. Daarvan weten we immers niet zeker of ze werken, terwijl we dat van de beproefde methode wel weten. We kiezen dus liever voor de zekerheid van het succes. Bovendien zijn we geneigd de ogen te sluiten voor de mindere kanten van de succesvolle methode. Het is net als bij een goed werkend medicijn waarvan we weten dat het ernstige bijwerkingenkan hebben: zolang we weinig last hebben van de bijwerkingen, blijven we het medicijn slikken. Omdat we zelf doorgaans weinig last hebben van de bijwerking van de stroomband – de schrik, pijn en stress vallen de hond ten deel – zijn we geneigd deze te bagatelliseren of te negeren.
Overschatting
Wetenschappers die het gebruik van de stroomband onderzochten stellen nogal eens: als een stroomband dan toch ondanks alle mitsen en maren zo nodig moet worden gebruikt, dan alleen door een deskundige. Probleem is echter dat veel mensen die uitgelegd hebben gekregen hoe het apparaat werkt en zich bezig houden met training, zich al deskundig achten. Het lijkt immers alsof er niet zo heel veel aan te pas hoeft te komen om het apparaat succesvol te kunnen bedienen. In de praktijk valt dat echter tegen. Vooral als de band als correctiemiddel wordt gebruikt, zijn de juiste timing en de juiste interpretatie van het gedrag van de hond van wezenlijk belang. Het is precies deze combinatie die het zo moeilijk maakt. Omdat je bij een stroomband, uit oogpunt van timing, niet even rustig kunt kijken wat die hond nou eigenlijk precies doet, maar in een flits de beslissing moet nemen om op het knopje te drukken, maak je heel snel fouten. Ben je te vroeg of te laat, of druk je als de hond bij nader inzien niets verkeerd doet, dan heeft dat heel vervelende gevolgen, zowel voor de hond zelf als voor de training. En omdat een stroomband nu eenmaal een grote impact heeft, is het niet eenvoudig om alles weer goed te krijgen.
Ambitie
Wanneer we heel graag een bepaald doel willen bereiken, zijn we geneigd concessies te doen en ons geweten tot stilzwijgen te dwingen. Heel veel trainingsproblemen kunnen opgelost worden met een time-out en het weer zorgvuldig opnieuw opbouwen van de training. Daar is geduld voor nodig. Maar dat is heel moeilijk als daardoor je seizoen naar de knoppen dreigt te gaan of het bijna bereikte doel net niet gehaald kan worden.
Voor mensen die niet ambitieus zijn en nooit competitie lopen, is het misschien moeilijk voorstelbaar dat je overweegt om je hond aan dingen bloot te stellen die zijn welzijn kunnen schaden. Maar het is niet alleen ambitie om te willen winnen, maar ook het hele gedoe er om heen dat maakt dat iemand niet graag de wedstrijden of trainingen wil missen. Het wekelijks optrekken met de gezellige trainingsmaatjes. De status die je krijgt als je goed presteert. Promotie naar een hogere klasse. De kansen die je wellicht krijgt om mee te doen aan evenementen met allure, zoals de Nimrod of het Nederlands kampioenschap. Succes opent deuren. En die hond? Ach, die kan niet praten en is vaak nog fanatieker dan jij. Dan denk je toch al gauw dat die het niet zo erg vindt?
Groepsconformisme
De bovengenoemde redenen om bij een bepaalde trainingsgroep te willen blijven – gezelligheid, status, ambitie, kansen vergroten – bepalen ook dat iemand niet snel ingaat tegen iets dat in de groep gewoon gevonden wordt, maar zich juist aanpast aan de groepscultuur. Nu trekken politiehondenwerk en jacht ook nogal eens mensen aan die niet kinderachtig zijn en uitmunten in machogedrag en gespierde taal. Zijn er meerdere van dit soort mensen in een trainingsgroep, dan bepalen zij al snel de toon. Er ontstaat een groepscultuur waarbij er weinig ruimte is voor nuance en de nadruk al gauw komt te liggen op machtsvertoon. ‘We zullen uw hond dat wel even afleren, mevrouwtje.’ Wie protesteert wordt daar al snel weggezet als ‘watje’ en komt onderaan de pikorde te staan. Geen prettige plek voor iemand die graag mee wil doen. Vandaar dat mensen die bij een groep willen blijven, zich meestal aanpassen omdat zij niet willen onderdoen voor de anderen of op zijn minst hun mond houden. Aangezien het hondenwereldje nogal klein is, je komt elkaar overal tegen, beperkt deze neiging tot groepsconformisme zich vaak niet alleen maar tot een trainingsgroepje. Wanneer we vastlopen in de training en iemand met autoriteit, zoals een succesvolle trainer of vooraanstaande handler, vertelt dat je het probleem kunt oplossen met behulp van een stroomband en dat het van belang is om door te zetten, dan zijn we nog sneller geneigd om veel verder te gaan dan we misschien willen. Mensen zijn kuddedieren en gevoelig voor autoriteit, veel meer dan we zelf denken. Hoever mensen daar in kunnen gaan bleek uit de experimenten van de psycholoog Stanley Milgram aan de Yale universiteit (zie ‘Gevoeligheid voor autoriteit: het Milgram Experiment’ hiernaast) Tot het uiterste Het Milgram Experiment is vele malen herhaald, ook door andere onderzoekers die nauwelijks konden geloven dat zoveel mensen zo ver gaan wanneer een man in een witte jas ze daartoe aanspoort. Steeds echter met dezelfde uitkomst. Recentelijk nog herhaalde de Britse illusionist Derren Brown het experiment in zijn televisieprogramma Mind Control. De uitkomst? 50 Procent van de mensen ging door tot het uiterste. En over de andere 50 procent hoeven we ons ook geen illusies te maken: die stopten meestal pas bij de 250-300 volt. Omdat ze wilden uitsluiten dat de proefpersonen toch zouden merken dat de ‘leerling’ maar deed alsof, deden Charles Sheridan and
Gevoeligheid voor autoriteit:
het Milgram Experiment Met een serie geruchtmakende experimenten aan de Yale universiteit toonde de psycholoogn Stanley Milgram in de jaren zestig van de vorige eeuw aan dat zeer veel mensen bereid zijn om andere mensen een zeer hoge stroomstoot toe te dienen als hen verteld wordt dat dit noodzakelijk is. Bij de experimenten werd een proefpersoon wijsgemaakt dat hij meewerkte aan een onderzoek om het leervermogen te
verbeteren. Hij kreeg via een in scène gezette loting de rol van ‘leraar’ toebemeten. Een andere proefpersoon – in werkelijkheid een acteur – kreeg de rol van ‘leerling’. De ‘leraar’ moest de ‘leerling’ synoniemen van bepaalde woorden leren, waartoe hij de ‘leerling’ eerst een lijst van woordparen voorlas die deze moest onthouden. De ‘leerling’ moest vervolgens bij ieder woord voor het bijbehorende woord een keuze maken uit vier antwoorden met behulp van een druktoets. Gaf de ‘leerling’ het foute antwoord, dan moest de ‘leraar’ hem een stroomstoot toedienen via een generator. Men begon met 45 volt en bij ieder fout antwoord moest het voltage met 15 volt worden verhoogd. (In werkelijkheid werden er geen echte stroomstoten toegediend, maar de ‘leraar’ wist niet beter dan van wel). Voor aanvang van het experiment kreeg de ‘leraar’ via het apparaat zelf een echte 45V stroomstoot toegediend zodat hij zou weten wat de ‘leerling’ zou voelen. ‘Leraar’ en ‘leerling’ werden vervolgens in aparte ruimtes geplaatst: ze konden elkaar niet zien, maar wel horen. Onder toeziend oog van de ‘onderzoeker’, gespeeld door een autoritair ogende man in een witte jas, begon men aan het experiment. Richard King het experiment over, dit keer met echte stroomstoten, met een schattige wollebollige puppy. Hoewel ze ervoor zorgden dat de puppy geen dodelijke stroomstoten kon krijgen, leverde het hoogste niveau een onafgebroken gejank en gejammer op. Hoewel sommige proefpersonen duidelijk ontzet en soms zelfs in tranen waren, gingen 20 van de 26 proefpersonen (77 procent) door tot het hoogste niveau. Opmerkelijk was daarbij dat alle vrouwen tot het uiterste gingen. Perfect aanleren Terwijl de stroomband door gedragstherapeuten en de meeste handlers uitsluitend gebruiktwordt om honden te corrigeren of ongewenst gedrag af te leren, is er ook een selecte groep van, meestal professionele, trainers die de band gebruiken om bepaalde commando’s tot in de perfectie aan te leren.
Vooral in Amerika
is deze manier van trainen populair, zodat men in jachthondenkringen nogal eens spreekt van ‘The American Way’. Om te zorgen dat de hond een commando altijd perfect uit zal voeren, maakt men gebruik van het leerprincipe van de negatieve bekrachtiging. Hierbij wordt de beloning voor het gewenste gedrag, bestaande uit een aangenaam en opgelucht gevoel, gevormd door het wegnemen of doen ophouden van iets onaangenaams of pijnlijks. Als je een flinke kiespijn hebt en je gaat naar de tandarts die de kies behandelt zodat hij geen pijn meer doet dan is je opluchting daarover, de beloning, zo groot dat dit je zal stimuleren om de volgende keer nog sneller naar de tandarts te gaan, ook al was de behandeling zelf niet pijnloos. Zelfs als je misschien bang bent voor de tandarts, zal je toch naar hem toegaan als je weet dat hij de pijn kan stoppen en als de pijn maar erg genoeg is.
Tintelstand
Aangezien de hond vaak pas met zes maanden voor het eerst aan de stroomband wordt gezet, hoewel veel jonger ook voorkomt, beheerst hij al de basiscommando’s zoals zit, hier, vast, vooruit en apport. Deze zijn hem met positieve beloning of dwang of een combinatie van de twee als pup al basaal aangeleerd. Men begint meestal met een oefening die de hond al goed kent, zoals hier. De hond wordt daarbij meestal, voor maximale controle, aan een wat langere lijn of flexilijn gedaan. Zodra hij aan het uiteinde van de lijn is gekomen, wordt de knop die stroom toedient ingedrukt. Daarmee begint men met de laagste stand, de zogenaamde tintelstand, en voert deze op tot de hond erop reageert. Dat kan van alles zijn: piepen, kop schudden, proberen te vluchten, krabben, steun zoeken of rond gaan springen. Vervolgens geeft men het commando hier, meestal ondersteund door een rukje aan de lijn. De stroom, door Amerikaanse trainers eufemistisch ‘stimulation’ of ‘stim’ genoemd, blijft men intussen op hetzelfde niveau toedienen totdat de hond het commando opvolgt. Dan laat men de knop los en wordt de hond van de stroom verlost. Door dit op te bouwen en uit te bouwen naar andere commando’s, leert de hond hierdoor vrij snel dat hij, wat hij ook doet, alleen van de stroom verlost kan worden als hij precies doet wat de handler zegt. De opluchting over het verdwijnen of, in een latere fase, uitblijven van de stroom als de hond het goed doet, is bovendien zo groot dat de hond zich daarna extra vrolijk en uitgelaten kan tonen, net zoals wij ook euforisch en vrolijk fluitend van de tandarts kunnen thuiskomen.
Spectaculair
De resultaten zijn vaak zo snel en spectaculair, dat men nogal snel geneigd is over het gegeven heen te stappen dat een hond, zonder dat hij iets verkeerds heeft gedaan aan iets uitermate onprettigs of zelfs pijnlijks, stroom, wordt blootgesteld. Bovendien stellen veel professionele trainers steeds nadrukkelijk dat de hond slechts aan zeer lage frequenties wordt blootgesteld, een ‘kieteltje’ of een ‘trillinkje’. De eigenaren van de hond mogen vervolgens zelf proefondervindelijk voelen dat de stroompjes niet pijnlijk zijn, hooguit onaangenaam. Hierdoor denkt men al gauw dat het allemaal wel meevalt.
Addertjes
Er zitten echter nogal wat venijnige addertjes onder het gras. Door de handler een keertje het effect van de stroom te laten voelen, denkt deze al gauw dat de hond net zoiets voelt als hijzelf. Maar honden zijn geen mensen: ze hebben overal haar. Hoe een bepaalde hoeveelheid stroom precies ervaren wordt door de hond, is moeilijk na te gaan, ook omdat dit per keer afhankelijk is van bijvoorbeeld de huidweerstand en de luchtvochtigheid. 4 Bovendien verschilt de gevoeligheid van hond tot hond. De hond kan dus, lichamelijk en emotioneel, iets heel anders ervaren dan de handler. Bovendien laat men de eigenaar van de hond de stroom meestal voelen op de relatief ongevoelige bovenkant van de onderarm, terwijl honden de stroom krijgen toegediend op veel gevoeligere plekken zoals in de nek, om er maar een van de minst erge te noemen. Hoe zwaarwegend de plaats is waar de stroom wordt toegediend, blijkt uit een persoonlijke observatie: enkele mensen die het hoogste niveau op de bovenkant van hun onderarm konden verdragen, haakten bij toediening op de binnenkant van hun onderarm al af bij de midden-stand en konden bij toediening van de stroom in hun hals de pijn van de laagste twee standen maar nauwelijks verdragen. Bovendien trok de pijn daarbij door het hele hoofd: een effect dat men op de onderarm niet voelde. Zelf had ik bij een stroomstootje op de een na laagste stand een kwartier lang last van een branderige plek op mijn onderarm, wat mij tot een ‘zeer gevoelig type’ bestempelde.
Pijn
Omdat het stroomniveau voorzichtig wordt opgevoerd totdat de hond er duidelijk op reageert, denkt men bovendien dat de hond, net als de mens, slechts een gering ongemak ervaart. Trainers zeggen dit ook uitdrukkelijk: als de hond reageert, spartelt of even een gil geeft, heeft hij geen pijn, maar is hij slechts geschrokken of vindt hij het vervelend. Alleen als hij onafgebroken gilt of jankt, heeft hij pijn. Dan pas heeft men het stroomniveau te hoog opgevoerd. Honden reageren echter heel anders dan mensen op pijn. Voor mensen heeft het voordelen om duidelijk en snel te laten merken dat ze pijn hebben, omdat ze dan (doorgaans) aandacht en hulp krijgen. Wanneer honden echter hun pijn laten blijken door te jammeren of te gillen, lopen ze een groot risico om aangevallen te worden. Het gillen en jammeren ‘triggert’ bij roofdieren namelijk het killersinstinct. Hierdoor onderdrukken dieren vaak zo lang mogelijk uitingen van pijn, totdat ze het niet meer kunnen houden. Dat betekent dus niet dat ze tot die tijd geen pijn hebben. De uitleg van de trainers dat de hond geen pijn heeft zolang hij maar niet voortdurend of regelmatig jankt, is dus niet per definitie juist. Het is eerder waarschijnlijk dat tegen de tijd dat de hond reageert op het stroomniveau, hij al behoorlijk wat te verduren heeft. Dit laatste moet ook wel, wil de methode het gewenste succes hebben. Zelfs als het niet pijnlijk voor de hond zou zijn, moet de stroom toch echt als behoorlijk akelig ervaren worden, wil het ophouden van de stroom een beloning zijn. Bepaalde dingen kunnen immers zo akelig zijn dat je er helemaal gek van wordt, zonder dat het pijn doet. Denkt u zich maar eens in hoe het zou zijn als u gedwongen werd om een ruw wollen kriebeltrui om uw blote vel aan te trekken terwijl u
een gevoelige huid heeft. Het is dan een enorme opluchting als de trui weer uitgetrokken wordt.
Angst
Door het ervaren van fysieke pijn als kritische grens te stellen, gaat men bovendien volledig voorbij aan psychisch lijden, zoals het ervaren van angst. Diverse wetenschappelijke studies tonen aan dat het ervaren van angst vergelijkbaar is met het ervaren van pijn. De metingen van het cortisol-gehalte bij honden die blootgesteld werden aan stroomband-schokken, laten zien dat dit tot onaanvaardbare hoogte oploopt als de hond geen verband met een bepaalde handeling kan leggen. Het eerst willekeurig blootstellen aan stroom zoals gebeurt bij het leren onvoorwaardelijk gehoorzamen, én het zich er niet aan kunnen onttrekken, veroorzaken dus angst, soms hevige angst, bij de honden. De dieren weten aanvankelijk immers absoluut niet wat hen overkomt, dit in tegenstelling tot de mensen die bij het testen van de stroomband zich mentaal kunnen wapenen, wetend dat het om stroom gaat en dat het niet gevaarlijk is. Maar stel je eens voor dat je nietsvermoedend over straat loopt en je voelt ineens zomaar een stekende pijn die niet weg gaat. Dat is eng. Dat de honden angstig zijn blijkt overigens zowel uit onderzoek als uit getuigenissen van eigenaren en is ook goed te zien op foto’s en video’s: ze hebben meestal de oren extreem laag en de staart tussen de poten wanneer ze aan de stroom worden blootgesteld.
Aangeleerde hulpeloosheid
Door de stress en ellende die de hond ervaart, wordt bovendien zijn vermogen tot leren, in de zin van nieuwe kennis verwerven en kunnen inspelen op de situatie, ernstig onderdrukt. Wat de hond voornamelijk leert is dat hij volledig overgeleverd is aan zijn handler en zelf geen invloed kan uitoefenen op zijn situatie. Alleen door volledig te focussen op de handler en diens commando’s, kan hij van de stroom verlost worden. Er wordt hem echter tegelijkertijd op deze manier afgeleerd om zelf enig initiatief te vertonen. Dat is natuurlijk bijzonder handig als men iets van de hond verlangt dat volkomen haaks staat op zijn natuurlijk gedrag, een ‘kunstje’ of misschien beter gezegd een ‘kunst’ zoals 300 meter als een blind paard in een rechte lijn vooruitlopen, wat in Amerika voor jachthonden gebruikelijk is. Maar voor een hond die zelfstandig moet kunnen werken, zijn neus moet gebruiken en zelf problemen moet kunnen oplossen, creëert men eerder een probleem: aangeleerde hulpeloosheid. De term is afkomstig van Seligman, die in de jaren zeventig bijzonder nare proeven met honden deed. Honden die blootgesteld werden aan elektrische schokken die ze nergens mee in verband konden brengen en waaraan ze zich niet konden onttrekken, verloren alle initiatief en bleven volledig apathisch, ook als ze in een latere fase wel in de gelegenheid werden gesteld om de schokken te ontlopen. Verder ontwikkelden deze honden verschijnselen die op een ernstige depressie leken. De met negatieve bekrachtiging getrainde honden vertonen echter helemaal geen apathie, maar rennen zich een rotje. Dus rara, hoe kan dat?
Tweevoudige beloning
Anders dan bij Seligmans proeven, leren de honden de stroomstoten wel ergens mee in verband brengen: de handler. Het goed en razend snel opvolgen van diens commando’s levert een tweevoudige beloning op. Een daarvan, de negatieve bekrachtiging, is het wegvallen van de stroom als de hond de commando’s goed en snel opvolgt, waardoor hij weer opgelucht adem kan halen en de ‘tandarts’ in toenemende mate gaat waarderen. De voorwaarde is dan wel dat de hond goed begrijpt wat de handler wil en dat, wederom, de timing perfect is, want als dit niet het geval is, raakt de hond volledig verknipt en getraumatiseerd. De andere beloning, de positieve bekrachtiging, bestaat vaak uit het, selectief, mogen jagen, apporteren of bijten in de mouw. Voordat de honden aan de stroomband worden gezet, wordt hun passie namelijk zoveel mogelijk gestimuleerd, bij jachthonden vooral met behulp van levende, fladderende duiven, kwartels en eenden. Alleen met honden die werkelijk passie hebben of ontwikkelen wordt door professionals doorgetraind. Hierdoor is het vastpakken van wild of bijten in de mouw de ultieme positieve beloning. Als de hond dus doet wat de handler zegt, krijgt hij vat op de situatie, plus de grootst mogelijke beloning, met als gevolg dat hij op den duur razendsnel en opgewonden kwispelend gaat
werken.
Talent
Voor een hond met passie is jagen of pakwerk het leukste wat er is. Fysiek staat hij op scherp, hij is 100 procent geconcentreerd, alles is gericht op het vangen van de prooi. Dat maakt het moeilijk om tot hem door te dringen als hij eenmaal uit is gestuurd. Het is net als dat je naar een reuze spannende film zit te kijken en iemand steekt zijn hoofd om de hoek van de deur en zegt wat tegen je. De kans is groot dat je amper hoort wat er gezegd wordt en pas later reageert. ‘Eh… zei je wat?’ Mensen die hun hond met een stroomband trainen, voeren dan ook vaak aan dat het de enige manier is om een passievolle hond op afstand snel te laten reageren en in de hand te houden. Een beloning werkt volgens hen niet. ‘Je denkt toch niet dat mijn hond in een brokje is geïnteresseerd’ wordt er dan geschamperd. Als je het zo stelt hebben deze mensen natuurlijk gelijk. Een correctie, in de vorm van iets dat pijn of angst veroorzaakt, is bijzonder effectief om (ongewenst) gedrag te doen stoppen. Een schamel brokje kan daar niet tegenop. Als iemand net op punt staat de lotto te winnen en je gaat voor zijn neus met een tientje staan zwaaien, dan krijg je echt zijn aandacht niet. Als je hem een harde schop geeft waarschijnlijk wel. Wie bovendien blijft steken in de gedachte ‘beloning = brokje’ heeft nog een wereld te ontdekken. Wanneer je echter zorgt voor een goede, geleidelijke opbouw en de juiste toepassing van de leerprincipes van positieve bekrachtiging en negatieve correctie, zoals een timeout, dan heb je echt geen stroomband nodig om tot goede prestaties te komen. Het is echter vele malen moeilijker dan het klinkt. Je hebt er talent, veel kennis en inzicht voor nodig. Ook zelfkennis.
Sabotage
Ik heb in de loop der jaren al heel wat honden ‘aangepakt’ zien worden. Soms uit frustratie en onmacht, maar vaker nog omdat de hond de handler ‘in de maling’ zou nemen. Naar mijn mening lag in het grootste deel van de gevallen de oorzaak van wat de hond fout deed niet bij de hond, maar bij de handler of (indirect) bij de trainer. Bij de handler ging het vaak om verkeerde timing, onvoldoende kennis van de leerprincipes, gebrek aan geduld, onhandigheid, tegenstrijdige verbale en non-verbale commando’s of het niet kunnen lezen van de hond. Bij de trainers om het verkeerd uitzetten van een proef, het niet goed controleren van de windrichting en luchtstromen, onvoldoende rekening houden met de gesteldheid van het terrein of de positie van de hond (die bijvoorbeeld onvoldoende zicht had), onduidelijke of onvoldoende uitleg aan de handler, verkeerde lesopbouw, overvragen van de hond, overschatting van de kunde van de handler en onvoldoende kennis van hondengedrag. Honden die hierdoor geen vertrouwen meer hadden, werden beschuldigd van ‘sabotage’ en werkweigering. De gedachte dat het wel eens aan eigen falen kon liggen, leek slechts zelden bij iemand op te komen.
Kreten
Vanaf 135 volt begon de ‘leerling’ steeds meer kreten van pijn te geven en te roepen dat hij niet verder wilde. Wanneer de ‘leraren’ vervolgens twijfels kregen, werden ze door de ‘onderzoeker’ gerustgesteld en verteld dat ze in het belang van het onderzoek door moesten gaan. Bij 300V kwam er geen enkele respons meer van de ‘leerling’. Als de ‘leraren’ vervolgens aan de onderzoeker vertwijfeld vroegen of het echt geen kwaad kon en wat ze moesten doen, zei deze dat de ‘leerling’ geen blijvende schade zou ondervinden en dat ze het voltage moesten verhogen. Alleen als de ‘leraar’ na vier achtereenvolgende aanmaningen om toch door te gaan, weigerde om het experiment voort te zetten, werd het beëindigd. Voor Milgram met zijn experimenten begon, vroeg hij studenten en collega’s tot hoever zij dachten dat de proefpersonen zouden gaan. Iedereen dacht dat slechts 1,2 procent bereid zou zijn om tot de maximale, dodelijk geachte 450V te gaan. In werkelijkheid bleek maar liefst 65 procent van de proefpersonen, ondanks het ‘gevaar’ signaal op de generator bereid te zijn om door te gaan tot 450V. Daarbij hadden de proefpersonen weliswaar hevige twijfels en allerlei gewetensbezwaren. Bovendien waren ze meestal bijzonder nerveus. Toch gingen ze door.
Ethiek
De resultaten van stroombandtraining kunnen spectaculair zijn, zeker als de stroomband wordt gebruikt als negatieve bekrachtiger. Ook daar is echter talent, kennis en inzicht voor nodig. En de bereidheid om een hond pijn en angst te bezorgen! De gevolgen van stroomband-gebruik kunnen bovendien desastreus zijn. Je kunt er een angstige, volledig verknipte of zelfs agressieve hond van krijgen. Het welzijn van de hond kan ernstig worden aangetast door het hoge stressgehalte. Het cortisol-gehalte van een hond waarmee enkele malen per week met een stroomband wordt getraind is permanent verhoogd doordat het soms dagen duurt eer het weer tot een normaal niveau is gedaald. Dat brengt grote gezondheidsrisico’s met zich mee. Toen ik mijn hoogbejaarde moeder, die helemaal niets met honden heeft, vertelde van het trainen met een stroomband, riep ze uit: “Maar je hebt toch een vertrouwensband met zo’n beest. Dan doe je dat toch niet?” Veel handlers gebruiken de band juist omdat ze denken dat de hond niet weet dat de handler het knopje bedient. Ze denken dat de vertrouwensband dan niet geschaad zal worden. Een illusie, want de hond blijkt dat dus wel te weten. Maar zelfs al zou dat niet zo zijn, beschaam je dan niet net zo goed dat vertrouwen van die hond die voor zijn welzijn van jou afhankelijk is? Je bezorgt immers een hond bewust pijn, angst en ellende om tot een goede prestatie te komen. Trainen met stroombanden is een bewuste ethische keuze of zou dat moeten zijn. Veel handlers en trainers zijn zich daar naar mijn mening onvoldoende bewust van. Ze denken dat het allemaal wel meevalt; ze onderschatten het effect op het fysieke en psychische welzijn van hun hond. Ze realiseren zich niet dat zij zich bedienen van technieken, die als zouden worden toegepast op mensen als volstrekt onethisch wordt beschouwd. Ik hoop dat dit artikel instructeurs en trainers in staat zal stellen daar verandering in te brengen.
Literatuur:
Beerda B., Schilder, M.B.H., van Hooff, J.A.R.A.M. & de Vries, H.W. (1997).
Manifestations of chronic and acute stress in dogs. Applied Animal Behaviour Science 52, Los Vast 3 307-319. Beerda B., Schilder, M.B.H., van Hooff, J.A.R.A.M., de Vries, H.W. & Mol, J.A.(1998). Behavioural, saliva cortisol and heart rate responses to different types of stimuli in dogs. Applied Animal Behaviour Science 58, 365-381.
Grandin, T. & Deesing, M. (2002). Distress in animals: Is it Fear, Pain or Physical stress? American Board of Veterinary Practitioners- Symposium. Milgram, S. (1974), Obedience to Authority: An Experimental View (New York). Overall, K. L. (2007). Considerations for shock and ‘training’ collars: Concerns from and for the working dog community. Journal of Veterinary Behavior 2 (4), 103-107. Overall, K.L. (2007). Why electric shock is not behavioural modification. Journal of Veterinary Behaviour Clinical Applications and Research 2(1), 1-4 Schalke, E., Stichnoth, J., Ott, S. & Jones-
Baade, R. (2007). Clinical signs caused by the use of the electric training collars on dogs in everyday life situations. Applied Animal Behaviour Science 105, 369-380. Schilder, M.B.H. & van der Borg, J.A.M. (2004). Training dogs with the help of the shock collar: short and long term behavioural effects. Applied Animal Behaviour Science 85, 319-334.
Sheridan, C & King, R. (1972), Obedience to Authority with An Authentic Victim,
Proceedings of the American Psychological Association, 80, 165-166. Opnames van Derren Browns programma zijn te zien op YouTube: www.youtube.com/watch?v=y6GxIuljT3w